Vorige week werd de opgraving van de fundering van het voormalige kasteel Spreeuwenburg gepresenteerd. Een waardevolle archeologische vondst die wordt toegejuicht door archeologen, historici, politiek en de vele geïnteresseerde burgers. Grondeigenaar Godfried de Jongh deelt de vreugde, maar is minder blij met de hoge kosten van de onderzoeken.
Door Maarten Kroese
Een puntgave fundering van een middeleeuws kasteeltje uit begin 16e eeuw. Daarnaast duizenden voorwerpen, waaronder een gave speerpunt uit de 13e eeuw en een vork met een heft van bot waarin de vorm van een valk is gesneden. “Daarvan kun je de hoge status van de bewoners aflezen,” zegt teamleider Jan van Renswoude, specialist middeleeuwse archeologie bij VUhbs, “het gewone volk had alleen mes en lepel.” Het kasteel, dat in latere eeuwen steeds werd uitgebreid, werd waarschijnlijk rond 1810 afgebroken. De funderingen bleven bestaan en verdwenen geleidelijk onder de grond. Om de funderingsmuren bloot te leggen werd zo’n anderhalve meter afgegraven.
Herbouwen
Godfried de Jongh is blij met de bijzondere vondst, maar juicht vooral toe dat de realisatie van zijn herbouwplan nu eindelijk naderbij komt. “Al in 1992 had ik de eerste oriënterende gesprekken met de gemeente. Ik wil op mijn stuk grond het kasteeltje Spreeuwenburg gaan herbouwen. ‘Onmogelijk’, was de reactie. Zo’n plan was in strijd met het toenmalige bestemmingsplan, dat een landbouwbestemming aangaf.”
Later startte De Jongh een procedure tegen de gemeente teneinde het bestemmingsplan te wijzigen. In zijn argumenteringen werd hij gesteund door een rapport van historicus Henk Smeets. Dit wees uit dat het voormalige Kartuizer Klooster aan de Taalstraat (nu Sophiasburg), Spreeuwenburg, Couwenberg, Muyserick en Kasteel Maurick een doorlopende lijn vormen. Onder voorwaarden werd het bestemmingsplan aangepast. “Een van die voorwaarden was een uitvoerig archeologisch onderzoek dat ik zelf zou moeten betalen.”
6000 voorwerpen
Bij een booronderzoek en het graven van een proefsleuf bewezen restanten dat er op de juiste plaats was gezocht. Zeven weken waren drie archeologen bezig met het blootleggen van de funderingen. De Jongh: “Reken maar uit wat zoiets kost. Daarnaast moesten alle 6000 voorwerpen die in de slotgracht werden gevonden, worden schoongemaakt en geïnventariseerd. Kosten: 4 euro per voorwerp, exclusief btw. Alle voorwerpen gaan in depot, al kan een deel misschien naar het Vughts Museum. De rekening gaat naar mij, zo is dat geregeld in de wet.”
Onredelijk
“Dit heeft tonnen gekost. Toevallig kan ik me dat permitteren, maar ik vind er iets onredelijks in zitten. Binnenkort is het rapport afgerond, dan kan ik de omgevingsvergunning aanvragen voor een L-vormig huis van zo’n 1700 kuub en een maximale bouwhoogte van 14 meter. Geen toren dus, maar dit plan levert hopelijk geen bezwaren op. Na 26 jaar kan ik dan eindelijk gaan bouwen op mijn eigen grond. Misschien ga ik er zelf wel wonen.”