In Het Klaverblad van 24 januari is uitvoerig verslag gedaan van de discussies in de commissievergadering van 18 januari naar aanleiding van het advies van een taskforce over de toekomst van de N65. Duidelijk is wel dat de komende jaren nog veel onzekerheid over eventuele (vervolg)stappen zullen blijven bestaan. Een opvallend signaal kwam uiteindelijk wel van wethouder Mark du Maine. Hij verzekerde de commissie dat de gemeente in de toekomst alleen nog met een plan voor de N65 komt dat volledig Raad van State-proof is met daarbij de kanttekening dat hij nog wel mogelijkheden ziet met enkele verbeteringen in het VKA+ plan. Kennelijk speelt daarbij ook een rol, zoals de fracties van de VVD en Gemeentebelangen stellen, dat bij het van tafel gaan van het N65-plan alles wat Vught tot nu toe bereikt heeft, verloren dreigt te gaan. In dit perspectief is het toch goed zich te realiseren dat de Raad van State géén inhoudelijk oordeel geeft over plannen die aan haar worden voorgelegd. Het is primair de beleidsvrijheid van de gemeente een bestemmingsplan vast te stellen dat naar het oordeel van de gemeenteraad het belang van de gemeente dient. De al in 2016 uitgebrachte maatschappelijke kosten-batenanalyse over de N65-reconstructie die per saldo een negatief resultaat inhield voor de gemeente Vught en hoofdzakelijk positief was voor de doorstroming op de N65, was voor de gemeenteraad geen beletsel om het bestemmingsplan N65 in 2021 vast te stellen. De Raad van State heeft bij haar beoordeling van de beroepschriften tegen dit plan het MKBA-advies dan ook buiten beschouwing gelaten, het was primair aan de gemeente dit advies al dan niet ter harte te nemen. Nu het reconstructieplan voor de N65 van tafel is, lijkt toch het aangewezen moment voor de gemeenteraad aangebroken om voor de toekomst de belangen van de Vughtse gemeenschap voorop te stellen en niet te blijven uitgaan van een plan waarbij deze belangen in het gedrang zouden gaan komen. Alle hartenkreten van Vughtse belangenorganisaties zullen toch niet aan dovemansoren gericht zijn, hoop ik.
Harry van Sterkenburg