Noot van de redactie: in Het Klaverblad van 18 juli is een ‘verkorte’ versie van deze brief van de heer De Bekker opgenomen.
“Vanuit een ontstellende puinhoop met ontbrekende administratie, leerlingenlijsten, lesroosters, etc., begon ik in 1962 aan mijn functie als directeur van de Vughtse muziekschool. Het werd een moeizaam gebeuren dat alléén kon gaan slagen door een boeiende belangstelling die ik aantrof van de zijde van de ouders, die ik gedurende mijn voorafgaande zomervakantie, als het ware door van deur tot deur te gaan, moest opsporen en ook door een team van leraren en medewerkers met ambitie en toewijding in de meest moeilijke omstandigheden om er iets van te kunnen gaan maken. Ten slotte was van doorslaggevend belang dat ook de hoofden en leerkrachten van de lagere scholen onvermoed gemotiveerd wilden meewerken, waarvan ik vijftien jaar lang heb mogen profiteren en genieten.
De muziekschool die in oorsprong voor héél Vught een paar jaar tevoren was ontstaan uit een initiatief van de gezamenlijke parochieleiders viel al gauw in twee scholen uiteen door onmin tussen de pastoors. Terwijl deze in de als regel werden aangesproken als ‘Meneer Pastoor’, wist één van hen zich, door promoting via netwerken in en richting Vaticaan, te verheffen tot Geheim Kamerheer van de Paus, op zichzelf een niets zeggende hiërarchische rang. Maar wel een rang, waarmee hij zich naar buiten toe kon manifesteren doordat hij een brede paarse band om zijn buik mocht dragen met een strik op zijn achterwerk en de titel Monseigneur kreeg, die eigenlijk alleen toebehoort aan een bisschop. Begrijpelijk, dat het voor hem en zijn parochiële instituten te min was om met de andere gewone heren en volkse meute op één lijn te moeten staan. Hij richtte daarom in zijn parochie van Onze Lieve Vrouw Middelares Aller Genaden in alle hoogmoed een afzonderlijke muziekschool op, de Stichting Muziekopleiding Vught met zijn dirigent/organist Harrie Thissen als directeur. De andere muziekschool, voor het overige deel van het dorp, heette Stichting Muziekschool Vught met Harrie de Bekker, dirigent/organist van de H. Hartkerk, als directeur. Het zoveelste ‘schisma’ van de Katholieke Kerk, die als heersend instituut in elke samenbundeling van mensen een geestelijk adviseur bleef toevoegen zowel aan de geitenfokkerij of een bond van kattenmeppers, als aan een profane muziekschool. In het laatste geval werd dan gesproken van een auditor, een toehoorder, nog erger! Toen ik mijn pastoor Walen, auditor namens de bisschop in het bestuur van onze muziekschool, eens vroeg wat hij nu eigenlijk in zo’n profane instelling kwam doen, zei hij: “Ik zou het ook niet weten, maar ja het is nou eenmaal de gewoonte van de Katholieke Kerk om alomtegenwoordig te zijn.”
Op een bepaald ogenblik stelde het provinciebestuur van Noord-Brabant, op instigatie van Guus Smeets, zijn inspecteur voor de uitrol van muziekscholen over de hele provincie, dat in één gemeente geen twee muziekscholen tegelijk meer subsidie konden ontvangen en kwam voor beide muziekscholen de eis tot fusioneren op tafel. Smeets stelde zeer stellig: “Meedoen of geen subsidie en dus geen erkenning meer.” Onder leiding van wethouder Wim Pennings kwam er destijds een irritant vervelende, slepende actie op gang die ten slotte toch resulteerde in een samenvoeging van beide muziekscholen onder de naam Stichting Muziekonderwijs Vught. De voormalige twee besturen werden samengevoegd, gepensioneerd gemeentesecretaris Thieu Quaadvliet werd de voorzitter, De Bekker directeur en Thissen onderdirecteur. De laatste twee personen waren totaal verschillende typen. Thissen was een harde, betrouwbare werker en samen hebben we met toewijding en plezier, vaak door tot in de nacht door te werken en altijd voor een grijpstuiver, zonder conflicten of kleerscheuren en met dezelfde gemotiveerdheid en zonder fricties de zaak van de muziekschool opgebouwd, met constante sympathie van de leerlingen met hun enthousiaste ouders en Vughtse bevolking. Het gemeentebestuur – dus inclusief de raad – heeft nooit geweten hoe dat zich afspeelde en in welke vormen dat gebeurde. De subsidie die van de kant van de gemeente binnenkwam werd, zoals gezegd, gelukkig wat aangevuld door de Provincie. Er moest jarenlang gewerkt worden in absurd moeilijke omstandigheden, waarbij de lessen werden gegeven in zestien lokalen over Vught verspreid, tot in de consistoriekamer van de Nederlands Hervormde Kerk en de voorkamer van een particuliere woning aan toe. Na een tijd waarin door de leraren een grote mate van loyaliteit en zelfstandige gemotiveerdheid werd getoond en Thissen en ik zelfs een substantieel deel van onze (parttime) werktijd moesten besteden aan het kopiëren van sleutels, de uitreiking en registratie van sleutels en aan het nalopen (fietsen) van al die adressen, ontstond het logische verlangen naar een gepast, eenvoudig, doelmatig eigen schoolgebouw. Na veel bezoeken aan andere muziekscholen in het land en uitgebreid onderzoek kwamen we tot een voorstel voor een eenvoudig gebouw tegen een prijs van 800.000 gulden, inclusief aankleding en inrichting met dure muziekinstrumenten.
Toen Wim Pennings wegens ernstige gezondheidsproblemen de politiek moest verlaten, maar na enige tijd toch wel weer wat wilde gaan doen voor de gemeenschap, trad hij toe tot het bestuur van de muziekschool. Hij vroeg (hij was iedereen altijd een slag vóór, dus ook de voorzitter) vervolgens Henk de Wit, gepensioneerd Hoofd Financiën van de Provincie, dit ook te doen. Daarnaast waren er nog drie andere bestuursleden. Naarmate de realisering van een schoolgebouw dichterbij leek te komen, gingen genoemde drie heren zich meer direct met de zaken bemoeien en zichzelf promoten als bouwcomité. Na jaren van ambtelijk functioneren, waarin zij steeds politiek-correct hadden moeten laveren tegenover elkaar, ontstond er nu een situatie waarin zij zich met hun individuele ambities vrij meenden te kunnen opstellen. Er ontstond een competentiestrijd die niet werd onderkend door de overige bestuursleden, niet door het gemeentebestuur (inclusief de raad) en niet door de bevolking. Wel door bepaalde ambtenaren, maar die moesten, functioneel-correct, zwijgen. De uit hoogmoed, prestatiezucht en touwtrekkerij voortrollende ideeën en kosten die voor nu en voor later hoe dan ook ten laste van de belastingbetaler zouden blijven komen, namen almaar extremere vormen aan. Alles werd uit de kast gehaald om te komen tot een imponerend gebouw met meer en nog meer lokalen, zaaltjes en zalen en voorzieningen, zonder zogenaamd enig ander doel voor ogen te hebben dan de muziekschool. De bedoelde beperking tot eenvoudige doelmatigheid werd vergeten; sneeuwde zelfs helemaal onder. Ongeremd werden alle hekken geopend. De doldrieste gevoelens, waarbij ook sprongen in de lucht werden gemaakt, zonder of met een houten been, wanneer er weer toezeggingen van hogerhand werden gedaan, bereikten soms een eenparig stijgend exhibitionistisch niveau van even doldrieste kinderlijke blijheid.
Mickers werd aangesteld als architect. Hij kon zich, neutraal staande tegenover allerlei behendigheden van de opdrachtgevers, uitleven bij het ontwerpen van een bouwplan. Hij maakte er een mooi en origineel gebouw van. De kosten kwamen nu uit op 4.200.000 gulden. De Wit wist via vanouds bekende kanalen op het ministerie een pot geld los te praten; hij wist door eindeloos drammen zijn zin te krijgen, dat er een heus kerkorgel à raison van 100.000 gulden op het podium geplaatst ging worden. “In het provinciehuis hadden wij er ook een en dat heb ik altijd zo schitterend gevonden.” Hij was ook degene die, bij het inzien van de jaarrekening, commentaar had op onze administratiekosten ad 1.300 gulden. Het drong niet tot hem door, dat ik van thuis allerlei particuliere dingetjes, zelfs een zogenaamde Beethovenstoel (een type pianokruk) had meegebracht en kleine reparaties van dingen zelf deed in mijn vrije tijd; dat ik telefoonkosten niet eens declareerde; dat mijn vrouw mij thuis in de avond hielp met adressen schrijven en natellen van de brieven; dat wij bijna geen portokosten hadden doordat leerlingen voor een fooi de brieven aan huis bezorgden; dat mevrouw Tum van de Aker, gepensioneerd privé-secretaresse van Piet de Gruijter himself, naar de visie van de voorzitter een uurloon van 2,50 bruto mocht ontvangen. Toen ik informeerde naar opname van Thissen en mij in een pensioenfonds geraakten de heren van de trojka volledig in paniek. Waar ik de brutaliteit vandaan haalde om bij zoveel problemen om de begroting telkens weer rond te kunnen krijgen ook daarmee nog eens durfde aankomen. Uiteindelijk ben ik met Thissen naar het hoofdbureau van het pensioenfonds PGGM in Zeist gereden, waar de broer van Thissen als jurist een hogere functie bekleedde. Hij kon ons in een paar zinnen uitleggen wat met terugwerkende kracht onze rechten en de verplichtingen van het bestuur waren. Hij heeft dat verder voor ons geregeld. De ergernis over dit ‘bakzeil’ zijn ze tot het einde van hun leven nooit meer te boven gekomen.
Pennings nam zijn kans om nog één keer te schitteren vanuit zijn natuurlijke prestatiedrang; waar zich nu naast de ingang van de Speeldoos de garderobe bevindt had hij al een patates friteshoek bedacht die inkomstenverhogend zou gaan werken. Met schaamtegevoelens over een dergelijk bedenksel hebben de andere bestuursleden hun best moeten doen om hem dit idee af te helpen. Mevrouw van Hövel tot Wezenfeld en Westerflier, de vrouw van de burgemeester, voor wie Pennings regelmatig een enorm ontzag toonde, mocht de naam Speeldoos bedenken. De opening van de zogenaamde muziekschool geschiedde in aanwezigheid van de staatssecretaris en de onthulling van de pias/troubadour aan de muur, buiten bij de entree, was voor de aanwezigen binnen in de grote zaal te volgen via een gesloten t.v.-circuit. In alle kamers en zaaltjes moest ik een tafeltje aankleden met een z.g. Orff-instrument en wat kleine muziekspulletjes er omheen, om zodoende de indruk te wekken dat wij als muziekschool even groot waren als het gebouwde gebouw. Wel duizenden leerlingen misschien, het waren er twaalfhonderdvijftig. Een directeur van een muziekschool, die enkel een basaal gebouw nodig had, kwam in hun denkvorm allang niet meer voor. Een half uur voor de aanvang van de plechtige opening vroeg voorzitter Quaadvliet mij of ik misschien ook nog een woordje zou kunnen zeggen. Juist terug van een bezoekje aan het ziekenhuis, omdat ik een flink beschadigd oog had, opgelopen door een korreltje cement na het haastig aanvegen van de bouw, kwam ik op het idee om met een dot watten voor mijn oog gepleisterd, via de staatssecretaris bij de gemeente te pleiten voor muziekonderwijs aan volwassenen, waar steeds vaker naar gevraagd werd in die dagen. Ik geloof dat ik niet begrepen werd.
De muziekschool? Die was in verscholen kamertjes achter het ‘priesterkoor’ terechtgekomen. Een vergeten, verwaarloosd fragment in de poeha, van de waanzin. De Speeldoos is als een onhaalbare fictie bedacht over de rug van de muziekschool en alle daarbij betrokken mensen heen. De oorspronkelijke muziekschool is inmiddels failliet gegaan. Met de Speeldoos waren er vanaf het eerste begin al fricties en financiële perikelen in de relatie met het gemeentebestuur. Een latere directeur werd eens in zijn auto per 06 – telefoon ontslagen door mevrouw Schlaman, de wethouder van dat moment, omdat er geen geld meer was voor zijn salaris. Om de begroting door de gemeenteraad te loodsen, werd soms de agenda bij aanvang van de raadsvergadering nog even zodanig gewijzigd, dat de vraag om alweer 100.000 gulden extra subsidie voor de Speeldoos naar achteren werd verschoven. Na 24.00 uur wordt een vergadering wegens slaap immers vaak versneld afgewerkt door de laatste punten tot hamerstukken te maken. Altijd succes! Veertig jaar heeft Vught zo door politieke incapabiliteit voort weten te boeren en nu lees ik, dat we de toestand van slaande ruzie, kabaal en herrie welhaast bereikt hebben, althans: de één dreigt de ander voor de rechter te dagen of de accountant aan te klagen. De Speeldoos was geen redelijk gegeven en geen eerlijke zaak; de Speeldoos was veertig jaar lang een ziektesymptoom waarvoor en waartegen nutteloos werd gevochten. Mijn advies zou kunnen zijn:
A. Ga op dezelfde voet nog veertig jaar door, dan zijn we op het laatst getuige van een recidive Tachtigjarige Oorlog, maar dan een zonder bestand of wapenstilstand.
B. Of beter: sluit de tent, verkoop haar of breek haar af. De kosten kunnen worden gefinancierd door eenmalig en voor altijd verlost te worden van een jaarlijkse subsidiepost van tonnen geld die voor Vught te veel zijn.
Alles wat ik hier schrijf en beweer had ik veertig jaar geleden al voor ogen. Als ik in een bestuursvergadering een opmerking maakte ten faveure van de echte en enig ware muziekschool, kreeg ik van Pennings toegeroepen: “Hou jij je bek!” Toen ik geestelijke en lichamelijke blokkades begon te krijgen is mij op medisch niveau bevolen die ziekmakende rommel te verlaten en nu is heel Vught er ziek van aan het worden of reeds geworden. Ik ben inmiddels, na bijtelling van die veertig jaren, op hoge leeftijd gekomen. Het georganiseerde muziekschooldebacle is voor mij nog slechts een fictie in de tijd. Ik geniet elke dag van het oud zijn, want dat is iets heel moois. Ook met lelijke herinneringen kun je best goed genieten van het leven. Wat nog wel eens pijn kan doen is, dat je anderen eindeloos zo dom of onmachtig ziet tobben. Dat maakt me soms verdrietig. Dames en heren: vechten tegen een symptoom is als vechten tegen de bierkaai en dat werkt altijd zelfvernietigend uit. Tel altijd tot tien of zo nodig tot honderd of tot duizend om je de kern van de zaak voor de geest te kunnen halen. De Speeldoos was en is en zal eventueel altijd een ‘doodgeboren kindje’ blijven. De Speeldoos zou ik willen noemen een drie-eiige tweeling en daarom een gedrocht.
Wat nu? Het liefst zou ik er weer vooraan mee willen beginnen, maar een wijze les van het leven die ik mocht ontdekken is: ga nooit nog eens terug naar waar je al eens geweest bent. Het zal er logischerwijs allemaal erg veranderd zijn. En die doos? In Vught daar staat een doos, ja, ja. Ik groet u allen met genoegen. Vught was toch ook een mooie tijd voor me. Vooral ook in de H. Hartkerk!”
Harrie de Bekker