Geachte wethouder,
22 jaar heb ik penningmeester mogen zijn van ons Theater de Speeldoos in Vught. De contacten met de gemeente over de subsidie hebben vele inspanningen gevraagd, maar zijn uiteindelijk altijd uitgelopen op een oplossing in goede verstandhouding. Nu lijkt dit te zijn afgelopen. Er is een besluit genomen om de subsidie, zij het gefaseerd, tot 0 af te bouwen. Waarom dit gebeurt is zelfs de gemeente niet duidelijk. Er zijn de laatste maanden vele rapporten geschreven, vele accountantsonderzoeken gedaan, die weer sterk financieel negatief drukken op het exploitatieresultaat van de Speeldoos en de conclusie is dat u niet zeker weet of de Speeldoos wel de juiste subsidie op de juiste plaats heeft gebruikt. Let wel, we spreken hier niet over malversaties, maar over het minder of meer gebruik van de subsidie door het ene gedeelte van de Speeldoos of door het andere. Bewijzen kunt u het niet; het blijft bij speculaties op basis waarvan u deze maatregel neemt.
Wat is nu het resultaat van deze maatregel:
De Speeldoos in de huidige dienstverleningsvorm zal ophouden te bestaan.
1000 leerlingen komen zonder behoorlijk muziekonderwijs te zitten.
Er komt een ingewikkeld systeem waarbij toekomstige gebruikers zelf maar subsidie moeten aanvragen en die dan aan de Speeldoos moeten gaan betalen.
De Speeldoos wordt door een dergelijk handelen sterk beschadigd en krijgt zo zeer onterecht door de gemeente een soort van sjoemeletiket opgeplakt.
Het bestuur van de Speeldoos, men werkt hier gratis en stort zelfs jaarlijks de vrijwilligersbijdrage terug in de kas van de Speeldoos, zal sterk gedemotiveerd raken en nieuwe leden zullen moeilijk te vinden zijn.
Onder personeel en leraren zullen ontslagen vallen.
De Speeldoos is een zelfstandige organisatie met het gebouw en de ondergrond praktisch schuldenvrij in eigendom. De bijdrage die van de gemeente wordt gevraagd is hetzelfde type bijdrage dat vroeger aan de muziekschool werd gegeven. Deze betaalde daarvan ook een groot gedeelte aan de Speeldoos voor huisvesting, administratie, organisatie en uitvoeringsmogelijkheden. Deze methode geeft een duidelijk inzicht in de totale culturele uitgaven wat de Speeldoos betreft.
Het behoeft geen betoog dat een dergelijke gefragmenteerde aanpak zoals die u nu voorstaat, bestuurstechnisch tot veel hogere uitgaven leidt en dat de controleerbaarheid hiervan ook veel slechter wordt. Mogelijk zou een dergelijke handeling zelfs kunnen leiden tot een klacht bij de bestuursrechter op basis van onbehoorlijk bestuur door de gemeente. Hopelijk hoeft het zover niet te komen en kan hier d.m.v. overleg weer een herstel van de goed werkende oude situatie worden gevonden.
Met vr. gr.
Jan Hoefnagels