Op 13 november van dit jaar verschijnt een omvangrijk en rijk geïllustreerd boek over de geschiedenis van Vught en Cromvoirt. In de komende tijd vertellen auteurs van het boek in deze rubriek een miniverhaal over iets dat zij bij het werken aan dit boek zijn tegengekomen.
Vught kende eind negentiende eeuw enkele tientallen buitenplaatsen, vooral bewoond door rijke Bosschenaren. Een deel van het dorp was eigenlijk ‘de voortuin van Den Bosch’ geworden, waar de stadselite genoot van villa, lusttuin, natuur en rust, maar ook van copieuze diners en drankfestijnen. Toen Johannes van Zurpele van Sophiasburg in 1828 overleed, vonden zijn erfgenamen 1081 volle wijnflessen Château Morin. Dat waren er ruim tweemaal zoveel als Gijsbert van Beresteijn, eigenaar van kasteel Maurick, in 1884 naliet. Wijnflessen leenden zich blijkbaar goed als conspicuous consumption, zoals sociologen de ‘opzichtige consumptie’ in onze maatschappij betitelen. Met de cultuur op de Vughtse buitenplaatsen was het slechter gesteld. Ja, Vught telde aan het einde van de negentiende eeuw een eigen sociëteit Amicitia, met 53 leden. Maar daarvan woonden er slechts zestien in Vught. Bovendien bezochten de leden de sociëteit, die ondergebracht was in café ’t Bijltje, vooral om te biljarten, te kaarten, te roken en om bier, wijn en bovenal champagne te drinken. De Van Beresteijns hadden in kasteel Maurick vijftig zeventiende-eeuwse schilderijen hangen. Maar er werd nauwelijks naar omgekeken. Na de dood van Gijsbert van Beresteijn besloten zijn kinderen alles te verkopen. Twee schilderijen waren jarenlang gebruikt om schoorsteenroet op te vangen en bonen te drogen. En uitgerekend die schilderijen bleken de naam te dragen van een schilder met jaartal: R.H.L. van Rijn 1632. Oftewel … Rembrandt Harmensz. van Leiden van Rhijn! Hoe het afliep met deze ‘roetveeg-Rembrandts’ kunt u lezen in ons boek.
Ad van den Oord